DE BOODSCHAP VAN LA GRANDE BOUFFE
Het is een klein, maar fijn hoekje in de cinematografische kunst: de eetfilm (definitie: film waarin het bereiden, dan wel eten van voedsel centraal staat dan wel bovengemiddeld veel aandacht krijgt). Een hoekje waar het de afgelopen jaren behoorlijk veel drukker is geworden want er verschijnen er steeds meer. Babette’s feast, Eden, Chef, Estomago, Tampopo – een beetje culi schudt ze zo uit de mouw. Maar de meest geruchtmakende eetfilm ooit, de moeder van het genre, is toch wel La grande bouffe uit 1973. Veelzeggend is dat ook nu nog, meer dan 40 jaar later, er wereldwijd tal van restaurants zijn die naar de film zijn genoemd, onder andere in Carcassonne, Sydney, Hong Kong, Tregueux, Straussfurt en Liverpool.
Fergus Henderson on La Grande Bouffe
lees meer
Waarom zou dat zo zijn? Omdat La grande bouffe al decennia lang een onuitwisbare indruk maakt op wie ‘m ziet. Die indruk is óf heel positief, óf heel negatief; een middenweg lijkt niet te bestaan. Dat was al zo toen hij werd uitgebracht. De voorzitter van de jury van het Film Festival in Cannes, Ingrid Bergman, vond ‘m walgelijk, en moest naar verluidt overgeven. Nog een andere beroemde filmster, Catherine Deneuve, sprak een week niet met haar toenmalige partner Marcello Mastroianni, een van de hoofdrolspelers van La grande bouffe, nadat ze de film had gezien. Maar tegelijk kreeg La grande bouffe in Cannes ook de prijs van de internationale critici, en was het een van de meest succesvolle Franse films ooit: alleen al in Frankrijk gingen meer dan 3 miljoen mensen ‘m bekijken.
Ik heb het bij wat leeftijdgenoten gecheckt, maar de zeggingskracht van de film blijkt onder andere ook hieruit dat werkelijk iedereen die ‘m destijds, in de jaren zeventig van de vorige eeuw, in de bioscoop zag, scènes eruit heeft onthouden – ikzelf ben nooit de scène vergeten waarin een roze drilpudding in de vorm van een gigantisch paar borsten wordt uitgeserveerd…
Wellustige onderwijzeres
Maar terzake. Waar gaat La grande bouffe ook al weer over? Kort gezegd draait het om vier mannen, een rechter, een kok, een tv-persoonlijkheid en een piloot, die het besluit hebben genomen collectief zelfmoord te plegen door zich letterlijk dood te eten. In hun gezelschap bevinden zich gedurende korte tijd een aantal prostituees, alsmede tot het einde toe een wellustige onderwijzeres die de laatst overblijvende van het kwartet, de rechter, de drilpudding serveert die hem uiteindelijk de das omdoet. Mission accomplished, dus.
In de loop van de film worden werkelijk gargantueske hoeveelheden eten van zeer hoge kwaliteit opgediend, te beginnen met een reusachtige berg oesters, weggespoeld door Perrier Jouet champagne, gevolgd door onder andere kwarteltjes, hert, bloedworst, kip (uit Bresse natuurlijk), licht zilt vlees van lammetjes die op de brakwatermoerassen nabij Mont Saint Michel hebben gegraasd, niertjes bordelaise, crêpes Suzette, mergpijpjes, een barokke pastei, rivierkreeft à la Mozart, allerlei soorten pasta, kreeft, cassoulet, een gegrilde kalkoen. Om eens wat te noemen, want er is meer.
Toilet
En er wordt niet alleen gegeten, want de filmkijker krijgt ook nog een fikse portie boeren, seksuele handelingen, scheten, kots, pies en poep over zich heen – met als magistraal hoogtepunt, wat mij betreft, de scene waarin Marcello Mastroianni (de piloot), gefrustreerd door zijn impotentie, tegen een toilet aanschopt, die ontploft in een fontein van poep en pies. Kortom, in La grande bouffe gebeurt zo’n beetje alles wat je in een beschaafde maatschappij onder de tafel tracht te houden.
Critici en, in een latere fase, academici, hebben zich uiteraard afgevraagd wat de Italiaanse filmmaker Marco Ferreri daarmee beoogde. Vaak kom je dan tegen dat de film moet worden gezien als de representant van een tijd waarin de burgerlijke waarden, de bourgeois zekerheden, definitief werden weggevaagd. Zeker in Frankrijk (mei 1968!) had de gevestigde orde het royaal voor de kiezen gehad, en daarmee ook de parameters van wat destijds als ‘goede smaak’ werd gezien.
stills uit La Grande Bouffe, 1973
regisseur: Marco Ferreri
rolverdeling: Marcello Mastroianni (Marcello), Philippe Noiret (Philippe), Michel Piccoli (Michel), Ugo Tognazzi (Ugo), Andréa Ferréol (Andréa), Monique Chaumette (Madeleine) en Florence Giorgetti (Anne)
Laagje beschaving
Betekenisvol in dat verband is het, dat de vier hoofdpersonen allen op een hoog maatschappelijk niveau functioneren. Zeker in het begin van de film tonen zij ook alle tekenen van uiterlijke beschaving: ze gaan keurig gekleed aan tafel, waar al het bestek op de juiste plaats ligt, ze citeren beroemde schrijvers, genieten van mooie muziek. Maar vanonder dat laagje beschaving en goede smaak komt al gauw hun dierlijke aard naar buiten. Dan gaat het alleen nog maar om consumptie, om eten en seks. Zo wordt wansmaak neergezet als protest en politiek statement, dus.
Dat La grande bouffe verder bepaald geen psychologisch drama is (zoals veel Franse films uit de jaren ’50 en ’60) maar vooral over levende materie gaat, in het bijzonder lichamen en wat je daarmee zoal kunt doen, heeft de filmmaker zelf uitgelegd toen hij zei: ‘Naar de bioscoop gaan is voor mij zoiets als eten of poepen, het is iets fysiologisch, het is een stadsguerilla. Weg met gevoelens, ik wil een fysiologische film maken’. Daarbij speelden persoonlijke obsessies van Ferreri ongetwijfeld ook een rol – hij was een compulsief eter, en had zelfs al eens in een Zwitserse kliniek gezeten om aan zijn eetstoornissen geholpen te worden.
In zijn boek Food, Film and Culture: A Genre Study kiest James R. Keller voor nog weer een andere benadering. Hij ziet La grande bouffe vooral als een parodie op de maatschappelijke conventies met betrekking tot mannelijkheid. Tenslotte, schrijft hij, zien de vier mannen in de film hun gezamenlijke besluit om zich dood te eten als een wedstrijd, waarin ze elkaar soms aanmoedigen, dan weer proberen onderuit te halen. Ze bewijzen zo hun mannelijkheid. In Keller’s woorden: ‘As with the demonstration of masculinity through physical exertion, the men continue to endure intolerable discomfort in order to avoid losing face among their peers’. De uitgesproken seksistische manier waarop het viertal tegen vrouwen aankijkt moet daarbij nog eens extra hun hypermannelijkheid onderstrepen.
Je kunt dus op allerlei manieren kijken naar de boodschap van La grande bouffe. Eten treedt erin op als een metafoor voor de consumptiemaatschappij, voor beschaving, voor juist een totaal gebrek aan beschaving, voor erotiek (denk aan de oesters, de drilpudding en de vleesspiezen in een hoek van 45 graden die aan de prostituees worden uitgeserveerd!), voor lekker en vies, voor existentiële leegte en voor het leven zelf. Je kunt erin zien wat je erin wilt zien.
Voor wie de film al eens gezien heeft, is het daarom een goed idee ‘m nog eens te bekijken. Je zult er zeker andere boodschappen in ontdekken dan vroeger. Dat maakt La grande bouffe ook tot zo’n meesterwerk.
Fergus Henderson recalls cinema’s best food film of all time
and how it inspired his cooking
My thoughts turn to the greatest food film ever, La Grande Bouffe. The first meal in the film being a heavy set roasting tray full of roast marrow bones. This is the first eating, together, Marcello Mastroianni and Phillipe Noiret, and their companions go around sucking on the bones and they’re still looking bonny! Not the liverish bloated, gentleman they become on their fatal culinary adventure. There was a “do you see the light” kind of moment for me, a matter of weeks before St John opened as I went to see this film and it became our signature dish! The futility of the last meat delivery as Phillipe Noiret passes away into the large blancmange breasts…
Words Fergus Henderson
Photography Joss McKinley
Taken from Port 9: The Film Issue
Trailer voor de gerestaureerde versie van La Grande Bouffe
De dood van Piccoli
La Grande Bouffe – scènes met Marcello Mastroianni
Keep RUPS alive
FOOD NEEDS TO BE FRESH. THOUGHTS ALSO. BE FRESH, SUPPORT RUPS.
RUPS GASTROSOFISCH PERIODIEK
FOUNDED 2015
A PERCOLATOR FISH CONCEPT
You must be logged in to post a comment.