DE GEUREN VAN DE STAD: REUK EN MODERNITEIT IN PSYCHOGEOGRAFISCH PERSPECTIEF
“Uiteindelijk zullen we, geloof ik, alles opofferen aan comfort en reinheid. Persoonlijk heb ik altijd de grootste verdenking gekoesterd jegens uw perfect hygiënische en gewatteerde utopia’s. Wat deze stank betreft,” snoof hij de lucht genietend op, “zie ik niet in wat u ertegen hebt. Hij is gezond, hij is natuurlijk, hij is hartstikke historisch. De kruidenierswinkels van de Etrusken roken precies zo, daar kunt u zeker van zijn.”
Aldous Huxley, Those Barren Leaves (1978)
street laundry in Dhobi Ghat, Mumbai
Als we te spreken komen over de geur van een stad, zijn onze eerste associaties meestal niet erg aangenaam. Van de onuitwisbare urinestank die heerst in de metro’s van New York tot de dichte mist van uitlaatgassen boven Beijing, van de open riolen van Calcutta tot de vuilnisbergen van Napels: we zijn ons eigenlijk nauwelijks bewust van omgevingsgeur, tenzij hij afstotelijk is. Dat lijkt samen te hangen met de primitieve waarschuwingssignaalfunctie van het reukvermogen: het is immers bovenal de geur die ons doet terugdeinzen voor rottend eten, ziekte en dood. Verder haalt de westerse cultuur er eigenlijk de neus voor op; filosofen, Plato voorop, beschouwden het zintuig als een weinig verheven faculteit, relatief gebrekkig qua nauwkeurigheid en artistiek potentieel ten opzichte van het oog of het oor. Tevens maakten historici noch ontdekkingsreizigers veel woorden vuil aan geur, tenzij om een gebrek aan beschaving van vreemde volkeren te benadrukken. Het medische perspectief voerde gewoonlijk de boventoon. Om met Edwin Chadwick, de 19e-eeuwse sociale hervormer die zich onvermoeibaar inzette voor de straatarme stadsbevolking van Victoriaans Engeland, te spreken: “Elke geur betekent ziekte.”
Onze enigszins fobische verhouding met omgevingsgeur lijkt dan ook bovenal historisch gedetermineerd. Er is weinig fantasie voor nodig om je voor te stellen hoezeer steden vroeger moeten hebben gestonken, in tijden waarin rioolvoorzieningen, afvalverwerking en ongediertebestrijding weinig om het lijf hadden. Eeuwenlang was dat simpelweg een fact of life – pas toen grootschalige ondergrondse rioolvoorzieningen verschenen, in het midden van de 19e eeuw, werd stank daadwerkelijk onderwerp van controverse. Het dreef realistische schrijvers als Dickens, Zola en Balzac ertoe om, in hun pogingen sociaal onrecht aan de kaak te stellen, letterlijk op excursie te gaan naar de sloppen van Londen en Parijs teneinde de stank van het lokale lompenproletariaat in al haar afschrikwekkende detail te kunnen beschrijven.
Bandits’ Roost Mulberry Street Manhattan New York
1888
Jacob Riis
Eind negentiende, begin twintigste eeuw maakt de dominante geur van uitwerpselen en rottend afval aldus plaats voor het ons nog welbekende scala aan uitlaatgassen, penetrante zwavelwolken, methaan en andere onwelriekende bijproducten van fossiele verbranding. De oude wijken waarin slagers, vissers en marktkooplui veelal geclusterd woonden en werkten – met alle olfactorische gevolgen van dien – verdwijnen in de slipstream van de stadsplanning. Gaandeweg worden ook geuren die aan het begin van de industriële revolutie nog werden gedoogd als onvermijdelijk onderdeel van de vooruitgang, steeds harder aangepakt. Fabrieken en slachthuizen worden naar de buitenste ringen van de stad verbannen, de uitstoot van auto’s wordt strenger gereguleerd en zelfs sigaretten worden uit steeds meer openbare ruimtes geweerd. De stad ruikt kortom, volgens de dominante maatstaven van vandaag, al naar gelang haar economische status en ontwikkeling ofwel naar uitwerpselen, dan wel naar uitlaatgassen, en in het best mogelijke geval naar niks. In zekere zin kan geurloosheid worden beschouwd als een overtuigender kenmerk van moderniteit dan de inmiddels alomtegenwoordige skyline van glazen kantoortorens.
Dat eenzijdige perspectief is een groot gemis, want ons reukvermogen – zoals Proust al uitgebreid beschreef in zijn ‘Op zoek naar de verloren tijd’ – hangt nauw samen met onze diepste emoties en herinneringen. Iedereen kent het cliché van de appeltaart van oma of de stoofpotjes van moeder, waarvan een vleugje geur ons nog altijd subiet transporteert naar onze woonkamers van twintig, dertig, veertig jaar geleden. Het zogenaamde Proust-effect wordt tegenwoordig zelfs gebruikt in therapie voor mensen met verregaande dementie, teneinde lang vergeten herinneringen onder de stoflagen en spinnenwebben van het brein vandaan te trekken. Daarom is het ook vreemd dat we in onze leefomgevingen zo vasthoudend streven naar geurloosheid: de moderne obsessie met chemische luchtverfrissers, geurloze materialen en nodeloos strenge hygiënewetgeving is evengoed een aanslag op ons geheugen als op onze culturele identiteit.
local market Chinatown Ho Chi Minh City
Dat de modernisering van de stad ook dreigde te resulteren in diepgaande vervreemding, is een idee dat in de marxistische kringen van het razendsnel moderniserende Parijs van de jaren ’50 wortel schoot onder de Internationale Lettriste/Situationiste (plusminus 1952-1972). Dit nogal geregeld van samenstelling wisselend “bont gezelschap van radicale schrijvers, klankdichters, kunstenaars, filmmakers, revolutionairen, bohemiens, alcoholisten, kleine criminelen, krankzinnigen, minderjarige meisjes en zelfbenoemde mislukkelingen,” aldus hun de facto voorzitter Guy Debord verzette zich tegen de voortschrijdende naoorlogse modernisering van Parijs – de verbreding van de boulevards, de tragische sloop van openluchtmarkt Les Halles. Dat verzet kreeg voornamelijk vorm door er eindeloos over te discussiëren in de kroeg, maar ook door middel van zogenaamde psychogeografische wandelingen. Die wandelingen, in het jargon ook wel dérives genoemd, ontwikkelden zich tot een politiek gemotiveerde praktijk waarin de emotionele, spirituele en esthetische invloeden van de stad centraal kwamen te staan.
Hoewel er van deze psychogeografische praktijken uiteindelijk weinig documentatie bewaard is gebleven – de Situationisten plachten te klagen dat hun dwaaltochten, al dan niet onder invloed van geestverruimende middelen, vele malen interessanter waren dan hun pogingen om ze vast te leggen – bleek het idee hardnekkiger dan de groep zelf. Zo bleef de psychogeografie in allerlei donkere hoekjes van de academisch-artistieke wereld sluimeren: de punks van de jaren ‘80 drukten clandestien magazines met psychogeografische spelletjes, obscure groepjes als de Manchester Area Psychogeographic kwamen in het Engeland van de jaren ‘90 samen om door middel van psychokinetische kracht te trachten de Corn Exchange te doen zweven en de dérive werd in het nieuwe millennium ontdekt door kunstenaars en theatermakers als inspiratie voor allerlei locatiegebonden en ambulante praktijken.
Het bleven veelal nogal fragmentarische en subjectieve oefeningen: de esthetische ervaringen en persoonlijke associaties die een stadswandeling met zich meebrengen laten zich moeilijk in woorden vastleggen, laat staan delen. Een epistemologische problematiek die de psychogeografie overigens deelt met de reuk, bij uitstek het meest persoonlijke onder de zintuigen. Weinigen – behalve wellicht sommeliers en parfumeurs – hebben de ervaring en de gedeelde woordenschat om iets zinnigs over geur te kunnen zeggen; de meesten van ons zijn er weinig mee bezig, tenzij we aan het eten zijn. Maar geur “bezit de capaciteit om tijdreizen en kortstondige inwendige locatieverlaatsingen op te roepen, daarmee anonieme ruimte transformerend tot persoonlijke ruimte,” aldus kunstenares en academica Kate McLean. Geur leent zich daarom perfect voor een subtype psychogeografische wandeling dat in vaktermen bekend is geworden als de smell walk, of ‘geurwandeling’.
Overview Smellscape Map: Marseille 2015
Smellmapping Workshop – Marseille
Feb 18–20, 2015
Lead academics:
Guillaume Monsaigneon, Lycée Jean Perrin, Marseille, France
Kate McLean, CCCU & Royal College of Art, UK
Als methodologie werd de geurwandeling voor het eerst beschreven in de jaren ‘80 door omgevingspsycholoog Douglas Porteous, die haar definieerde als “a survey and mapping of the smellscape,” het opmeten en in kaart brengen van het ‘geurlandschap’ zogezegd. Zijn doel was een methode te ontwikkelen die wetenschappers zou toestaan om omgevingsgeuren in tijd en ruimte te kunnen plaatsen. Dat project was echter niet puur wetenschappelijk, maar vooral politiek gemotiveerd: Porteous begon, in de geest van de Situationisten, een emancipatiebeweging voor een ondergeschoven zintuig, wiens rechtmatige plaats in onze steden en levens steeds verder gekoloniseerd raakt door het industrieel-steriele complex. Porteous schrijft: “De wereldwijde homogeniteit van onpersoonlijke glazen wolkenkrabbers zal samengaan met onafgebroken muzak en massale deodorisering. De Amerikaanse motelbadkamer, ‘voor uw bescherming ontsmet,’ staat symbool voor de zintuiglijke dood. Omdat niet alle omgevingsgeuren prettig kunnen zijn, zullen we er helemaal géén meer hebben.”
Tegenwoordig dwalen geurwandelaars als Victoria Henshaw (1971-2014) en Kate McLean alleen en in groepen door verschillende Europese steden, die ze aan de hand van verschillende artistieke benaderingen vastlegden – zie McLean’s ‘geurkaarten’ van bijvoorbeeld Amsterdam, Milaan, en Glasgow. Gedurende zulke wandelingen worden deelnemers zich opnieuw bewust van de geuren in onze omgeving, die onderbewust zo nauw verweven zijn met plaats-ervaring en herinnering. Deze psychogeografische praktijk is radicaal democratisch en een beginnershandleiding is inmiddels open-source beschikbaar: McLean’s toegankelijke smellfie kit is een eenvoudige gids waarmee iedereen zelf aan de slag kan. Wellicht kan een sociale beweging van geurwandelaars het voortrazende tij van de deodorisering keren.
Als dit alles de lezer triviaal in de oren klinkt, denk dan even aan Anatoli Berezovoj, de Sovjet-kosmonaut die in 1982 gedurende een recordtijd van zeven maanden het Saljoet-7 ruimtestation bemande. Eenmaal veilig terug op aarde werd hem gevraagd wat hij het meest gemist had tijdens zijn stationering. Het antwoord: “De geur van bloemen, de stadsgeluiden, de geuren van de stad…”
Keep RUPS alive
FOOD NEEDS TO BE FRESH. THOUGHTS ALSO. BE FRESH, SUPPORT RUPS.
RUPS GASTROSOFISCH PERIODIEK
FOUNDED 2015
A PERCOLATOR FISH CONCEPT
You must be logged in to post a comment.