EROP EN EROVER
Analoog aan de eerste uitgave van Louis Paul Boon’s Mieke Maaikes obscene jeugd is gekozen voor een selectie uit ‘ondeugende’ ansichtkaarten uit het begin van de twintigste eeuw.
Zo moeilijk kon het niet zijn. Een mooi artikel over de galante literatuur doorspekt met ‘lekkere’ citaten. Zeker niet wanneer je Mieke Maaike’s Obscene Jeugd van Louis Paul Boon op de plank hebt staan. Was deze Vlaamse geweldenaar ook niet de auteur van Eten op zijn Vlaams, een verzameling columns uit het Gentse dagblad Vooruit, Orgaan van de Belgische Socialistische Partij. In Mieke Maaike zou dus ook hier en daar wel iets genuttigd worden als opmaat tot het liefdesgevecht. Niets van dit alles. Gedronken wordt er wel. ‘Omdat het play-time voor me zou worden leerde hij me roken en drinken, soms kapte ik zoveel whisky-sofa naar binnen, dat ik wankelend van hier naar daar hotste en tegen de muur en een bloemenvaas omver liep.’ ‘Whisky-sofa’, dat is alles, maar geen verwijzingen naar tatjespap, prei en selder of paardenrosbief.
Heeresma
Ook in het werk van die andere ridder van het galante verhaal – Heere Heeresma – wordt niet of nauwelijks gegeten. Ook bij hem is het – in wielertermen – ‘erop en erover’. Zijn pornopersiflages, die in de jaren zestig louter voor het geld geschreven zijn – Heeresma was toen behoorlijk aan lager wal geraakt – zijn hilarisch en het lezen waard [1]. De verhalen van Heeresma voldoen aan het criterium van Louis Paul Boon voor pornografische literatuur: Wanneer je een erotisch verhaal na twee bladzijden weglegt is het porno; blijf je lezen dan is het literatuur. Het grote succes van Heeresma met deze verhalen komt pas in 1982 wanneer ze door uitgeverij Villa worden gebundeld in Een hete ijssalon en in de reguliere boekhandel aangeboden [2]. Wie iets wijzer wil worden over de kunst van het verleiden via een welbereide maaltijd moet niet bij Heeresma zijn. Het duurde tot 1989, het jaar dat Heeresma probeerde zijn succes uit begin jaren tachtig nog een keer te herhalen met Eén robuuste buste, één!…
.
In het verhaal ‘jarretellen en frikadellen’ uit Eén robuuste buste, één!… komt een scène voor waarin het betalen van een broodje warm vlees, een huzarensalade en een vanille-shake bij lunchroom El bullo del toro het werktuig is om de jonge uitkeringstrekker Rinus naar het huis van de eenzame, schuchtere, maar geile lerares Ada te lokken. Daar aangekomen komt bij Ada ‘het hoge woord eruit’: ‘ “Kom maar even naar boven. Daar wacht ons grote koppen hete chocolade en van die forse moppen cake die we besmeren met dikke lagen roomboter…. Mmmmm… Mmm…” In zijn ogen zag ze de begeerte er een ladder bijnemen en omhoogklimmen.’ Chocolade en cake, meer heeft Ada niet op de plank. Bij haar ook geen oesters, asperges of een prairie oyster. Culinair valt er dus ook bij Heere Heeresma weinig te genieten.
De Sade
Bij het herlezen van verschillende galante verhalen valt een ding op: het volledig ontbreken van tederheid. Centraal staat de daad, niet meer en niets minder en alle handelingen moeten daar zo snel mogelijk toe leiden. In dat concept past geen mooie maaltijd.
Zoals gezegd, het is erop en erover, waarbij het verhalend proces vaak eenzelfde patroon volgt: het begint met bekijken en betasten en mondt uiteindelijk uit in een orgie, zoals bij Mieke Maaike. Die andere belangrijke pornograaf, Markies de Sade, gaat in dit verband als een boekhouder te werk. In zijn 120 dagen van Sodom worden 120 dagen 600 perversiteiten bedreven, die door De Sade [3] met obsessieve nauwkeurigheid zijn vastgelegd.
Casanova
Uit de autobiografie van Casanova, verleider en gevoelsmens [4], weten we dat verleiden een kunst is, die vaak wordt ingezet met het savoureren van een goede maaltijd. In Venetië – hij was toen net zeventien – verleidt Casanova de zusjes Nanette en Martina. Casanova had voor de gelegenheid een gerookte rundertong en cyperwijn meegebracht. ‘Ze dekten snel drie couverts, brachten brood, parmezaanse kaas en water, en terwijl ze lachten, aten ze en dronken ze met mij cyperwijn, die ze helemaal niet gewend waren en die hen al snel naar het hoofd steeg. Ze raakten in een zeer uitgelaten stemming. Bij nader inzien was ik verrast dat ik hen niet op waarde had ingeschat.’ Volgens Ruth Bombosch – van haar hand is Casanova à la carte, een culinaire biografie – zal Casanova zijn leven lang een voorliefde behouden voor sensuele meisjes die graag eten, drinken en lachen. Soms kookt hij zelf als opmaat tot een verleidingsactie, maar vaker vinden zijn romantische escapades onderweg in een herberg plaats, waar Casanova een diner of souper laat aanrukken.
Esquivel
Lucullus zit dus bijna nergens aan in het galante verhaal. Hoe anders is dat in de literatuur, daar waart de geest van Casanova in allerlei verschijningsvormen rond. In de wereldliteratuur wordt er heel wat afgegeten en gevreeën. Met smaak, soms als voorspel, soms onderdeel van het liefdesspel. Maar ook kunnen alleen de zinnen worden geprikkeld zonder dat de liefde wordt geconsumeerd, zoals in het prachtige Rode rozen en tortilla’s van Laura Esquivel [5]. Tita is in dit boek als jongste dochter veroordeeld tot een leven lang dienstbaarheid aan haar moeder, mama Elena. Ze kookt de liefdessterren van de hemel voor haar geliefde Pedro, die niet met Tita mocht trouwen, maar met haar oudere zuster Rosaura genoegen moet nemen. Ze communiceert met haar geliefde, die met zijn vrouw Rosaura op de haciënda van moeder Elena woont, via haar gerechten. Esquivel’s boek is een liefdesverhaal en kookboek ineen. Niet voor niets is er in Nederland ‘een luxe culinaire editie’ van dit boek uitgegeven, waarbij de recepten, waarmee de tekst gelardeerd is, nog eens apart worden gezet.
Zelf zegt Esquivel over haar boek: ‘Ik schreef het boek omdat ik het gebruik van liefde in de keuken de waardering wilde geven die het verdient. Net als Tita in het verhaal ben ik ervan overtuigd dat we voedsel kunnen doordrenken met gevoel, net zoals we gevoel kunnen leggen in elke handeling die we verrichten. Als deze liefdevolle lading krachtig genoeg is, kan deze niet onopgemerkt blijven. Anderen voelen het, proeven het, koesteren het.’ [6] Hoe sterk die ‘liefdevolle lading’ kan zijn, wordt verteld in het hoofdstuk over kwartels en rozenblaadjes. Op een dag krijgt Tita rozen van Pedro die ze prompt in de vuilnisbak moet gooien van mama Elena. Het hoort niet dat een getrouwde man bloemen meebrengt voor een andere vrouw. Maar Tita maakt van de rozen een uiterst sensueel gerecht, Kwartels met Rozenblaadjes, waar ze al haar liefde in stopt. Het recept heeft zijn uitwerking op haar zus Gertrudis, die zich in de armen van een revolutionair stort en ervandoor gaat.
Wat heeft deze kleine, erotische zoektocht ons geleerd? In de galante literatuur – de pornografie – ontbreekt iedere tederheid. Ze is daadgericht en niet meer dan dat. Alhoewel zowel Heeresma als Boon hun verhalen verpakten in een aanstekelijk proza, wat de verhalen tot page-turners maakt, ontbreekt in hun pornografisch universum een mooi gedekte tafel. Toch zijn mooie gerechten vaak inleiding tot het minnespel. En de wereldliteratuur staat er bol van. Rode rozen en tortilla’s is wat dat betreft een hoogtepunt. Wanneer we het in Nederland hebben over de liefde (en de dood) zijn we al snel bij Jan Wolkers. Zijn Turks Fruit is wat dat betreft een icoon. Maar wel heel erg Nederlands, zoals in – tot besluit – het volgende fragment: ‘We hadden niet veel geld om aan eten uit te geven, maar een gestoomde makreel kon ze zo fileren en met saus erover en van alles eromheen opdienen dat je aan de ober had willen vragen welke wijn je hier nu het beste bij kon drinken. En ze zette het atelier vol schalen met vruchten. Vermengd met de muffe lucht van klei was het net alsof we in een boomgaard leefden. Als ze prei gekocht had, spoelde ze ze af en legde ze, een dag voor we ze aten, naast elkaar op stukken steen. En zo deed ze met alle groente. Want ze vond het zonde om zo’n mooie witte bloemkool meteen maar in stukken te snijden en te verslinden.’
De kokende weduwe – Jorge Amado
De combinatie van verhaal en recept is geen uitvinding van de Mexicaanse Esquivel. Jorge Amado (Brazilië) bediende zich al eerder in Donã Flor en haar twee echtgenoten van deze stijlfiguur, getuige onderstaand lange fragment uit dit boek. Het fragment komt uit Het Literaire Eetboek (de Bijenkorf, 1985):
Waarom laten ze me niet met rust in mijn rouw en eenzaamheid? Waarom moeten ze over dat soort dingen praten? Kunnen ze dan geen respect voor een weduwe opbrengen? Laten we naar het fornuis gaan. Een bijzonder en voortreffelijk gerecht is vatapá van vis (of kip), de beroemdste schotel van de Bahiaanse keuken. Ik wil die onzin niet horen dat ik nog jong ben; ik ben een weduwe en dat soort dingen laat me koud. Vatapá voor tien personen (het recept is ruim voldoende. Er zal zelfs nog iets overblijven, zoals het hoort.)
Neem twee verse ponen je kunt wel andere vis gebruiken, maar die is niet zo lekker. Verder zout en koriander, knoflook en uien, doe er een paar tomaten bij en het sap van een citroen. Vier eetlepels olijfolie, Portugese of Spaanse. Ik heb horen beweren dat de Griekse zelfs nog beter is. Dat weet ik niet. Die heb ik nooit gebruikt, omdat ik dat soort nog nooit in een winkel heb gezien.
Als ik een minnaar moest zoeken, wat zou ik dan doen? Iemand die mijn begeerte weer tot leven zou wekken, het gevoel dat begraven is in de kist van de dode. Wat weten jullie meisjes van het innerlijke leven van een weduwe? Het verlangen van een weduwe is de begeerte naar zonde en liederlijkheid. Een fatsoenlijke weduwe denkt niet aan zulke dingen, brengt het gesprek niet op dergelijke onderwerpen. Laat mij liever met rust bij mijn fornuis.
Laat de vis in de kruiden sauteren en breng alles met een beetje water, heel weinig, bijna niets, aan de kook. Dan hoef je alleen nog maar de saus te zeven, opzij te zetten en we kunnen verder gaan.
Wat doet het ertoe dat mijn bed niets anders is dan een plek waar ik mijn lichaam kan laten rusten, dat het voor niets anders wordt gebruikt? Alles heeft in de wereld zijn voor- en nadelen. Er is niets beters dan een rustig leven, zonder dromen, zonder verlangens, zonder te worden verteerd door de vlammen van een gloeiend lichaam. Er is geen beter bestaan dan dat van een ernstige, zedige weduwe, een vredig leven zonder ambitie of verlangen. Maar als mijn bed nu eens geen slaapplaats was, maar een woestijn van heet zand, zonder uitweg? Wat weten jullie van het geheime leven van een weduwe, haar eenzame bed, haar dode last? Jullie kwamen hier om koken te leren en niet de prijs van onthouding te ontdekken, de prijs van angst, eenzaamheid en onrust die een fatsoenlijke, zedige weduwe moet betalen. Laten we maar doorgaan met de les.
Neem twee vlezige kokosnoten en de rasp. Vooruit, rasp maar flink – een beetje beweging heeft nog nooit iemand kwaad gedaan. (Ze zeggen dat je slechte gedachten erdoor verdwijnen, maar dat geloof ik niet). Verwarm het witte geraspte kokosmeel voor je het uitknijpt. Op die manier komt de dikke, pure kokosmelk er makkelijker uit. Zet het even opzij.
Gooi het kokosmeel niet weg nadat de eerste dikke melk eruit is geknepen. Verspil niets; wie wat bewaart, heeft wat. Week het meel in een kwart liter kokend water en knijp het daarna weer uit. We krijgen dan dunne melk. Daarna kan het kokosmeel worden weggedaan, want het is nu waardeloos geworden.
Een weduwe is ook waardeloos, niets dan bekrompenheid en schijnheiligheid. In welk land begraven ze ook weer een weduwe in het graf van haar man? Waar is het dat ze haar met het lichaam van haar man verbranden? Dat zou beter zijn dan te worden verteerd door een innerlijk, verboden vuur, verteerd door begeerte en verlangens. Uiterlijk schijnheilig en zedig in de rouw, maar de sluiers verbergen de trieste lijnen van angst en zonde. Een weduwe is enkel afval en verdriet.
Snijd van een oud brood de korsten af en laat het in de dunne melk even weken. In een goed uitgewassen vleesmolen wordt het in kokosmelk geweekte brood gemalen en vermengd met amandelen, gedroogde garnalen, cashewnoten, gember en niet te vergeten rode peper, waarbij we rekening houden met de smaak van de gast. Er zijn mensen die van vatapá met veel peper houden en anderen die alleen maar van een mespuntje, een snufje houden.
Voeg al deze gemalen en gemengde kruiderijen bij de saus van de vis, meng alles goed dooreen, de gember met de kokos, het zout met de peper, de knoflook met de cashewnoten en laat de saus op het vuur binden. Heeft de vatapá, sterk gekruid met gember, peper, amandelen, geen invloed op de dromen van de mensen; maakt het gerecht ze niet heet en pikant? Wat weet ik van zulke behoeften? Ik heb nooit gember en amandelen nodig gehad. Het was zijn hand, zijn tong, zijn woorden, zijn profiel en zijn charme, hijzelf die het laken van mij en mijn kuisheid afrukte voor de wilde zwerftocht van zijn kussen die de sterren aan mijn nachtelijke hemel waren. Wie rukt nu in mijn weduwedromen de sluiers van fatsoen van me af in mijn eenzame bed? Waar komt die begeerte vandaan die in mijn borst en lijf brandt, als zijn hand en mond, zijn door de maan verlichte profiel en zijn zorgeloze lach niet meer bestaan? Vanwaar die begeerte die alleen uit mezelf is geboren? Waarom al die vragen? Die belangstelling voor alles dat er in het hart van een weduwe omgaat? Waarom laten ze me niet met rust, achter de zwarte rouwsluier voor mijn gezicht; sluiers die door de traditie worden voorgeschreven, die mijn twee gezichten verbergen, mijn fatsoen en mijn begeerte. Ik ben weduwe. Het past me zelfs niet dat ik over dergelijke dingen praat. Een weduwe aan het fornuis die vatapá kookt, de gember en amandelen afmeet, de rode peper…
Voeg de kokosmelk, de dikke en dunne, tegelijkertijd toe en op het laatste ogenblik de dendê-olie. Twee volle koppen olie, de rijkdom van de dendêpalm, met de kleur van oud goud, de kleur van vatapá. Laat het gerecht op een laag vuur zacht koken onder voortdurend roeren met een houten lepel. Roer steeds in dezelfde richting en blijf roeren, anders zal de vatapá schiften. Blijf dus constant roeren tot alles net gaar is.
Op het lage vuur van mijn begeerte word ik door mijn dromen verteerd. Dat is mijn schuld niet: ik ben maar een weduwe die uit twee helften lijkt te bestaan, een fatsoenlijke helft en een bijna hysterisch kwijnende helft. Dit kleed van fatsoen verstikt me; ‘s nachts ren ik door de straten op zoek naar een man, een echtgenoot die ik de gouden vatapá van mijn koperkleurige lichaam van gember en honing kan voorzetten. De vatapá is nu klaar. Ziet alles er niet heerijk uit? Er hoeft alleen op het laatste ogenblik nog een beetje dendê-olie op worden gesprenkeld. Dien het gerecht op met maïspap en jullie geliefden en echtgenoten zullen hun lippen aflikken.
En over liefde gesproken, laat me jullie dit vertellen, opdat jullie het allemaal weten: Er is een jonge weduwe met een zekere rustige charme en schoonheid, met een huidskleur van goud en koper. Ze kan zo goed koken dat ze tot de besten hoort en ze is zo ijverig, fatsoenlijk en kalm dat ze haar gelijke niet heeft in de hele stad of in het Recônçavo. Een voortreffelijke weduwe met een ijzeren bed, de zedigheid van een maagd en een vuur dat haar lijf verteert. Als jullie misschien iemand kennen die belangstelling voor haar heeft, stuur hem dan spoorslags hierheen, het geeft niet op welk uur van de dag of de nacht, in regen of zonneschijn.
Naschrift
In de redactie-bibliotheek van RUPS – grotendeels bijeengebracht door Arie van der Ent – bevinden zich ook twee boeken over respectievelijk Chinese erotische schilderkunst en Japanse erotische prenten – de zogeheten shunga. Hoewel beide boeken meerdere tientallen werken tonen, is ook hier niet tot nauwelijks sprake van de combinatie van eten en erotiek.
Voor de technisch zeer knappe schilderijen uit het oude China (bijeengebracht door verzamelaar en kunstschilder Ferdinand Bertholet in het boek ‘Liefde en lentebloesems’) geldt: de daad wordt in werkelijk elke denkbare variant en omgeving doorgaans zeer expliciet verbeeld, maar meer dan een verdwaalde theepot of een vergeten schaaltje fruit is er niet te zien.
Iets wereldser gaat het eraan toe in de erotische prenten van de Japanse meesters Harunobu en Koryūsai, afgebeeld in het voorbeeldig uitgegeven ‘Japanese erotic prints’ van Inge Klompmakers. Op de in dit boek verzamelde shunga zijn zo af en toe tabakspijpen, sake-kruikjes en soms daadwerkelijk schalen met eten te zien – dat laatste omdat je in Japan nu eenmaal niet kunt drinken zonder dat er wat te eten bij is. Het blijft echter een magere oogst. Wellicht heeft dit te maken met het feit dat shunga toch vooral werden geproduceerd als poor man’s pornography en educatief voorlichtingsmateriaal voor (jonge) dames. En toegegeven: van kijken naar een schaaltje sushi raken de meeste mensen noch opgewonden, noch steken ze er veel van op over hoe het er onder de lakens aan toegaat.
Noten
- Heere Heeresma was niet de enige die om den brode erotische verhalen schreef. Het bekendst in het genre is Anaïs Nin. Van haar hand verscheen de bundel Delta of Venus. In New York omgaf ze zich met dichters en schrijvers, die hun brood verdienden met erotische verhalen. Ze noemde zichzelf ‘the Madame of an unusual house of literary prostitution’.
- De bundel Een hete ijssalon beleefde niet minder dan 11 drukken in twee jaar. Daarna volgenden nog twee andere succesnummers: Gelukkige paren en Geschoren schaamte.
- Het werk van markies De Sade wordt door sommigen meer gezien als politiek pamflet dan als pornografie.
- Naast een verleider en gevoelsmens, was Cassanova ook jurist, wereldgeestelijke, charlatan, theaterviolist, zakenman, rozenkruiser, vrijmetselaar, gokker en bedrieger.
- Ik prefereer overigens de oorspronkelijk titel Como aqua para chocolate (als water voor chocola).
- De uitspraak van Laura Esquivel is afkomstig uit een voorwoord dat zij schreef voor Recepten voor de liefde, erotisch kookboek. Op Wikipedia wordt dit boek aan haar toegeschreven, de auteur is echter John Willoughby.
Bronnen
Ruth Bombosch, Casanova à la Carte, een culinaire biografie. Rotterdam: Uitgeversmaatschappij Ad. Donker, 1990.
Louis Paul Boon, Mieke Maaike’s obscene jeugd. Amsterdam: b.v. Uitgeverij De Arbeiderspers, 1972.
Heere Heeresma, Een hete ijssalon. Weesp: Uitgeverij Villa/Unieboek, 1982.
Heere Heeresma, Eén robuuste buste, één!… Houten: Agaton/Unieboek, 1988.
John Willoughby, Recepten voor de liefde, erotisch kookboek. Amsterdam: Vassallucci, 1996.
Jan Wolkers, Turks fruit. Amsterdam: J.M. Meulenhoff, 1969.
Keep RUPS alive
FOOD NEEDS TO BE FRESH. THOUGHTS ALSO. BE FRESH, SUPPORT RUPS.
RUPS GASTROSOFISCH PERIODIEK
FOUNDED 2015
A PERCOLATOR FISH CONCEPT
You must be logged in to post a comment.